Bijdrage belastingbetaler direct en indirect 121 miljoen

Willemstad – De Curaçaose belastingbetaler heeft via de overheid – direct of indirect – een bijdrage van niet minder dan 121 miljoen gulden ingebracht om de doorstart van het dokbedrijf in het Schottegat te faciliteren.

Dat leest het Antilliaans Dagblad in het dossier over het faillissement van NV Curaçaose Dok Maatschappij (CDM), dat na een stille voorbereiding, in februari een doorstart maakte als Damen Shiprepair Curaçao. Naar het zich laat aanzien met succes, want de rust is teruggekeerd, de banen bleven behouden en de scheepswerf ligt moment vol werk.

Curaçao heeft echter wel moeten bloeden voor eerder jarenlang uitblijven van de vereiste reorganisatie, besluiteloosheid en het zelfs terugdraaien van eerder genomen besluiten. Dat laatste gebeurde onder minister Nasser El Hakim (MFK) ten tijde van het kabinet-Schotte van 2010-2012; de toen al vergevorderde onderhandelingen met Damen werden onder zijn verantwoordelijkheid afgebroken.

Vijf jaar verder is er alsnog een concessieovereenkomst met Damen tot stand gekomen. De prijs die daarvoor vanuit de Curaçaose schatkist moest worden betaald is echter hoog. Zoals aangegeven, heeft de overheid alles bij elkaar zo’n 121 miljoen moeten toezeggen om de doorstartoperatie te doen slagen. De schuld van CDM werd onder andere daardoor teruggebracht van 92 miljoen naar 58,8 miljoen. Deze schuld werd vervolgens door overheids-nv CDM Holding, enig aandeelhouder van CDM, teruggebracht naar 29,6 miljoen.

Zo staat in de door deze krant bestudeerde stukken. De vooruitzichten van een doorstart waren overigens lange tijd, vanwege de grote schuldenlast van CDM en CDM Holding en vanwege de slechte infrastructuur van de werf, uiterst ‘somber’. Zo schrijft de curator in zijn verslag. ,,Het was duidelijk dat zonder een drastische reductie van de schuld en aanzienlijke investeringen in de werf een doorstart niet haalbaar was.”

Damen Shipyards heeft in september 2016 een businessplan opgesteld met een focus op drie zogenoemde ‘main issues’: De ‘Upgrading of the facilities of the yard’; ‘Running a profitable business’; en ‘Focusing on the client’. Op grond van dit businessplan was er een bedrag van ruim 33 miljoen dollar (bijna 60 miljoen gulden) nodig om de infrastructuur van de werf te upgraden.

In september vorig jaar tekenden CDM Holding, Damen Shiprepair Curaçao en Damen Dock Curaçao de ‘Concession Agreement regarding the Curacao yard’. Damen huurt en exploiteert op grond hiervan de werf van CDM Holding.

Partijen hebben vervolgens aan deze concessieovereenkomst en alle voorwaarden voldaan en de exploitatie van de werf ging per 2 februari 2017 over in handen van Damen Shiprepair Curaçao bv.

Reconstructie van een doorstartoperatie

Het ging al jaren niet goed met CDM (Curaçaose Dok Maatschappij). De omzetten liepen terug en er waren onvoldoende middelen voor behoorlijk onderhoud. Over de jaren 2006 tot en met 2011 bedroeg de bruto-omzet gemiddeld 50 miljoen dollar per jaar. In de jaren 2011 tot en met 2014 zakte deze omzet naar gemiddeld 43 miljoen dollar per jaar. In het jaar 2015 bedroeg deze omzet nog slechts 38 miljoen dollar.

CDM is in het jaar 2008 begonnen met een reorganisatie van haar bedrijf. Toen bleek dat er geen salarissen meer konden worden betaald en dat loonbelasting en de premies SVB al geruime tijd niet meer werden afgedragen. De schulden van CDM bedroegen in totaal 92 miljoen gulden.

De banken waren vanwege deze slechte financiële positie van CDM niet bereid om het Dok te financieren. De overheid was daartoe ook niet in staat of bereid. CDM is een overheidsvennootschap, met CDM Holding nv als enig aandeelhouder. Het Land Curaçao is de enige aandeelhouder van CDM Holding. CDM heeft daarom in 2008 gekozen voor het zoeken van een strategische partner met kennis van zaken en die bereid en in staat was om in het Dok te investeren.

Er werden in 2009 wereldwijd 60 bedrijven aangeschreven om als strategische partner in het Dok te participeren. Van deze 60 bedrijven bleven er na een selectie maar twee over, te weten een Panamees bedrijf en Damen Shipyards. Het Panamese bedrijf haakte wegens financiële problemen af. De onderhandelingen met Damen begonnen in 2010, maar liepen volgens CDM-curator Arnold Huizing ‘om diverse redenen op niets uit’.

Nadat de onderhandelingen met Damen eind december 2015 werden hervat, stond CDM voor de keuze om een surseance van betaling of een eigen faillissement aan te vragen. CDM heeft toen niet voor een surseance gekozen, aldus de curator, omdat een surseance slechts een tijdelijke situatie ter overbrugging van een tijdelijk liquiditeitsprobleem is.

,,De slechte financiële positie waarin CDM verkeerde was niet tijdelijk. De schulden waren dusdanig opgelopen en de organisatie van CDM was dusdanig dat er geen vooruitzicht bestond dat CDM na een redelijke termijn in staat zou zijn om haar financiële verplichtingen na te komen”,

staat te lezen in de stukken behorende bij het dossier. CDM heeft ook niet voor een ‘klassiek faillissement’ met een eventuele doorstart gekozen. Bij zo’n faillissement gaat er veel tijd verloren en komt de onderneming in een negatief daglicht te staan en kan vanwege het verlies aan vertrouwen belangrijke klanten en werknemers kwijtraken.

,,Onder deze omstandigheden is het zeer lastig om een rendabele doorstart te maken”, zo was de gedachte. Een faillissement, waarbij een doorstart zou mislukken, zou het einde van de onderneming betekenen met verlies van 400 banen. Niet moet worden vergeten dat CDM ook gebruikmaakte van 120 flexibele werknemers. Een faillissement zou ook de diverse toeleveringsbedrijven van diensten en goederen in ernstige financiële problemen brengen. Een faillissement zou ook inhouden dat de concurrente crediteuren géén betaling op hun vorderingen zouden ontvangen.

CDM exploiteerde de werf, hetgeen een specialistisch bedrijf is, en er bestond gerede kans dat een doorstart – gezien de geringe belangstelling voor een joint venture met CDM – niet zou slagen. De roerende zaken van CDM, bestaande uit staalplaten, pijpen, gereedschappen et cetera, zouden praktisch onverkoopbaar zijn, hetgeen een gunstige prijs zwaar zou drukken.

CDM is slechts de exploitant van de werf. CDM Holding is de eigenaar van het onroerend goed, de kranen en de loodsen. CDM en Damen hebben samen met een multidisciplinair projectteam de mogelijkheid van een faillissement met een doorstart via een zogeheten ‘pre pack’ onderzocht.

,,Bij een pre pack wordt de rechter verzocht om een beoogd curator te benoemen die de mogelijkheid van een doorstart in stilte kan onderzoeken en voorbereiden”, legt Huizing uit. ,,Als de beoogd curator en de rechter-commissaris zich in een doorstart kunnen vinden kan die kort na het uitspreken van het faillissement worden uitgevoerd.”

De beoogd curator werd op 30 augustus 2016 benoemd.

De vooruitzichten van een doorstart waren vanwege de enorme schuldenlast van CDM en CDM Holding en door de slechte infrastructuur van de werf, weinig optimistisch. Het was voor de curator duidelijk dat zonder een drastische reductie van de schuld en aanzienlijke investeringen in de werf een doorstart niet haalbaar was.

In september 2016 tekenden CDM Holding, Damen Shiprepair Curaçao bv en Damen Dock Curaçao bv de ‘Concession Agreement regarding the Curaçao yard’. Damen huurt en exploiteert op grond van deze overeenkomst de werf van CDM Holding onder de navolgende voorwaarden: – Damen brengt een ‘floating dock’ (drijvend dok) in met een investeringswaarde van ongeveer 21 miljoen dollar; – Damen neemt de roerende goederen van CDM over. Deels geschiedt dat rechtstreeks middels een overeenkomst tussen CDM en Damen en de resterende roerende goederen koopt CDM Holding van CDM; – Damen neemt al het personeel van CDM over middels contractsoverneming. Het gaat om ongeveer 400 personeelsleden.

Opzegging door de curator – en daarmee een cessantia-claim van ongeveer 13 miljoen gulden – is daarbij aan de orde. Alle verplichtingen tot betaling van loon en emolumenten tot aan datum overname zijn voor rekening van CDM, inclusief latente betalingsverplichtingen jegens personeel; zoals niet opgenomen vakantiedagen en, naar ratio, opgebouwde kerstbonus; – CDM Holding zal voor overnamedatum een financiering bemachtigen van ongeveer 13 miljoen dollar om te investeren in haar infrastructuur (dok, kade en dergelijke) en bij te dragen in een op te zetten bedrijfsschool;

– Het Land Curaçao zal CDM Holding nader dienen te kapitaliseren;

– Havenbedrijf Curaçao Ports Authority (CPA) zal in het kader van de transactie bereid gevonden moeten worden afstand te doen van een claim van ongeveer 35 miljoen gulden jegens CDM;

– Het Land en CPA zullen in het kader van de transactie eraan moeten meewerken dat bepaalde terreinen in erfpacht aan CDM Holding worden uitgegeven, die deze terreinen op haar beurt aan Damen in ondererfpacht geeft;

– De Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de belastingontvanger zullen afstand doen van vorderingen jegens CDM en CDM Holding;

– CDM Holding zal de schuld van CDM aan ontwikkelingsbank Korpodeko overnemen van (per medio 2016) circa 4,9 miljoen gulden;

Partijen hebben aan deze concessieovereenkomst en al deze voorwaarden voldaan en de exploitatie van de werf ging per 2 februari 2017 over in handen van Damen Shiprepair Curaçao bv. De curator tekende op die datum na machtiging van de rechter-commissaris de ‘Sale and Purchase Agreements’ met Damen en CDM Holding, waarin de roerende zaken van CDM voor een bedrag van bijna 4,3 miljoen gulden aan Damen en CDM Holding werden verkocht.

CDM heeft op grond van dezelfde Sale and Purchase Agreements met CDM Holding haar debiteurenpakket en lopende contracten verkocht voor 5,8 miljoen gulden. Met deze verkopen kwam een bedrag van in totaal bijna 10,1 miljoen gulden beschikbaar voor de concurrente crediteuren. Hierbij is een eventuele vordering van Maduro & Curiel’s Bank (MCB) per 31 december 2016 buiten beschouwing gelaten, aldus de curator eerder dit jaar.

De concurrente vorderingen bedragen – na de diverse bijdragen en kwijtscheldingen van de overheid en CDM Holding en na afstand van de vordering van CPA ten bedrage van 35,1 miljoen gulden – in totaal 29,6 miljoen gulden. De concurrente crediteuren zouden op grond van deze berekeningen een uitkering gelijk aan 34 procent van hun goedgekeurde vorderingen krijgen.

In de Sale and Purchase Agreement van februari 2017 tussen CDM en CDM Holding is echter opgenomen dat de vordering van CDM Holding bedragende 9,5 miljoen gulden is ‘achtergesteld’ zodat de concurrente crediteuren een betaling zullen ontvangen gelijk aan 50 procent van hun goedgekeurde vorderingen. Dit gebaseerd op de schulden volgens de boeken van CDM.

In het dossier meldt curator Huizing in zijn verslag:

,,Met de ‘pre pack’ is succesvol gewerkt aan een doorstart van het Dok. Er worden zowel door Damen als de overheid aanzienlijke bedragen in de werf geïnvesteerd. De werknemers behouden hun baan en de concurrente crediteuren zullen 50 procent van hun goedgekeurde vorderingen ontvangen.”

Afgelopen week werd na de verificatievergadering bekend dat in totaal bijna 23,8 miljoen gulden is erkend. De curator streeft ernaar op korte termijn een tussentijdse uitkering te kunnen doen.

Bron: Antilliaans Dagblad