28 C
Willemstad
• donderdag 18 april 2024

Democracy now! | Wednesday, April 17, 2024

Democracy Now! is a national, daily, independent, award-winning news program hosted by journalists Amy Goodman and Juan Gonzalez. Democracy Now!’s War and Peace Report provides our audience...

Extra | Journaal 17 april 2024

Elke werkdag het laatste nieuws van Extra, nu ook in het Nederlands. Bron: Extra

Democracy now! | Tuesday, April 16, 2024

Democracy Now! is a national, daily, independent, award-winning news program hosted by journalists Amy Goodman and Juan Gonzalez. Democracy Now!’s War and Peace Report provides our audience...

Extra | Journaal 16 april 2024

Elke werkdag het laatste nieuws van Extra, nu ook in het Nederlands. Bron: Extra

Democracy now! | Monday, April 15, 2024

Democracy Now! is a national, daily, independent, award-winning news program hosted by journalists Amy Goodman and Juan Gonzalez. Democracy Now!’s War and Peace Report provides our audience...

Extra | Journaal 15 april 2024

Elke werkdag het laatste nieuws van Extra, nu ook in het Nederlands. Bron: Extra
- Advertisement -spot_img

AD | ‘Statuut moet update krijgen’

HomeLandenArubaAD | 'Statuut moet update krijgen’
Thom de Graaf wenst een update van het Statuut

Dit zegt hij in zijn toespraak bij het twintigjarig bestaan van het Genootschap Nederland-Aruba. ,,Ik meen dat het moment is aangebroken dat alle partners in het Koninkrijk zich moeten realiseren dat verder sleutelen aan de structuren geen soelaas meer biedt. En Nederlandse politici moeten voor eens en voor altijd leren dat ze niet zomaar van het Koninkrijk af kunnen.”

De Graaf stelt ook voor: ,,Misschien moeten we het Interparlementair Koninkrijksoverleg omvormen tot een heus parlementair Koninkrijksorgaan.”

De integrale lezing van De Graaf

‘Eén taal is nooit genoeg’

Het is een bijzondere eer om vanmiddag te spreken bij het vierde lustrum van het Genootschap Nederland-Aruba. Ik doe dat met groot genoegen, de Koninkrijksrelaties gaan mij aan het hart, al zo lang als uw genootschap oud is. Maar bovenal is het goed om met elkaar in gesprek te blijven. Taal is onze belangrijkste bondgenoot in het onderhouden van de banden binnen het Koninkrijk. Weliswaar spreken we meer dan één taal in het Koninkrijk – un idioma nunka ta sufisiente (één taal is nooit genoeg) -, maar het gaat erom dat we ons tot elkaar richten en dat we elkaar verstaan.

Oorspronkelijk werd ik door uw Genootschap gevraagd of ik over het verleden van het Koninkrijk wilde spreken, in het bijzonder ook over mijn verleden met Aruba. Daar heb ik tegen geprotesteerd. Ik voel mij nog lang niet oud genoeg om alleen maar achterom te kijken. Bovendien kwam het mij onrechtvaardig voor dat minister Plasterk, die net als ik inmiddels zestig is geworden, maar wel twee maanden minus een dag ouder is dan ik, de toekomst zou mogen benoemen en ik alleen het verleden. U begrijpt dat ik het dus over verleden, heden en toekomst ga hebben. Meer dan ooit heeft het Koninkrijk gesprek nodig en meer dan ooit vrienden die dat gesprek kunnen faciliteren. Ik hoop daar een bijdrage aan te leveren.

Eerst die terugblik. Als Tweede Kamerlid hield ik mij al met Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zaken bezig, ik was zelfs enige tijd ondervoorzitter en voorzitter van de vaste Kamercommissie. In het kabinet- Balkenende II kreeg ik als minister en vicepremier onder meer de verantwoordelijkheid voor de portefeuille Koninkrijksrelaties. Een dankbare opdracht, want er viel genoeg te doen. In de afgelopen zes jaren ben ik als lid van de Eerste Kamer weer nauw betrokken bij het Nederlandse Koninkrijksbeleid – de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) weet hoe activistisch de Senaat op dit terrein pleegt te zijn. In de tussentijd probeerde ik als burgemeester van Nijmegen, een van de zogenoemde Antillen-gemeenten (dat wil zeggen steden met een bovengemiddeld percentage inwoners van Antilliaanse en Arubaanse inwoners) samen met de minister voor integratie en de andere gemeenten de opvang en de toekomstperspectieven van jonge Antillianen en Arubanen in Nederland te verbeteren.

Bij mijn aantreden als minister voor Koninkrijksrelaties in 2003 zag ik enkele grote vraagstukken waar ik samen met mijn collega’s op de eilanden aan wilde werken. In de eerste plaats trof mij de ondoelmatigheid van de constitutionele en bestuurlijke organisatie van de Nederlandse Antillen die in toenemende mate tot een vertrouwenscrisis tussen het land Nederlandse Antillen en de samenstellende delen leidde. De structuur hield geen rekening met de diversiteit van de eilanden en de mate waarin deze in staat waren om zelfbestuur te kunnen uitoefenen. Het debat over meer autonomie voor Curaçao en Sint Maarten zat op slot. Toen de status aparte van Aruba in de jaren na 1986 niet leidde tot een stap naar onafhankelijkheid, zagen Nederlandse kabinetten geen reden meer om op dit punt te bewegen. Ik stelde voorts vast dat het Koninkrijk aan beide zijden van de oceaan materiële betekenis verloor. De historische banden en het in Nederland vroeger gevoelde verantwoordelijkheidsbesef van de voormalige kolonisator waren onvoldoende om aan het Koninkrijk meer dan alleen een formele invulling te geven. In Nederland spraken politici van populistische zijde over corrupte eilanden, roversnesten en verkoop op Marktplaats. Op Curaçao en andere eilanden voelde men vooral een gebrek aan respect en rechtvaardigheid. Aruba leek daarvan weg te blijven. Maar daar zei de toenmalige minister-president Nel Oduber mij onomwonden dat het Koninkrijk voor hem alleen nog betekenis had in de vorm van de bescherming die kustwacht en paspoort boden. Ik constateerde dat het Koninkrijk als entiteit en identiteit nauwelijks legitimatie had en dat dit ook in de hand werd gewerkt door een sleets geworden Statuut dat een democratisch deficit in stand hield. Ik merkte voorts op dat zaken als rechtshandhaving, gezonde overheidsfinanciën en deugdelijk bestuur permanente actie vroegen op alle eilanden en dat samenwerking tussen Nederland, Antillen en Aruba op deze punten onontbeerlijk was, al helemaal tegen de achtergrond van de waarborgfunctie van het Koninkrijk die anders zou moeten worden geactiveerd. Bijkomend probleem was overigens dat ik mij realiseerde dat die waarborgfunctie zijn grenzen kent in het beschikbare instrumentarium. Het sturen van mariniers is al lang geen legitieme optie meer.

Samen met de Antilliaanse regering heb ik in 2003 een commissie onder leiding van oud-gouverneur Edsel ‘Papy’ Jesserun ingesteld, die met een voortreffelijk en breed gedragen rapport de basis legde voor een transitietraject dat uiteindelijk heeft geleid tot de structuurverandering van 10-10-‘10. Samen met toenmalig Antilliaans premier Etienne Ys en met grote steun van gouverneur Frits Goedgedrag konden we op hoofdlijnen de nieuwe verhoudingen uitwerken die tot de autonome landen Curaçao en Sint Maarten zouden leiden en tot wat toen nog de Koninkrijkseilanden werden genoemd: de nauw met Nederland verbonden eilanden Bonaire, Statia en Saba. Structuurverandering zou naar mijn vaste overtuiging alleen kans van slagen hebben als tegelijkertijd werd gewerkt aan versterking van de waarborgen voor deugdelijke financiën, stabiel bestuur en rechtszekerheid. De recherchesamenwerking werd uitgebreid en de wettelijke regeling voor de kustwacht kwam tot stand. Bovendien werd van onze kant van de oceaan een directe relatie gelegd tussen de vergroting van de autonomie en een voorwaardelijke sanering van de overheidsschulden. U weet wat ervan gekomen is, onder dankzegging aan opvolgende bewindslieden van Koninkrijksrelaties en de kabinetten Ys en De Jongh-Elhage, maar ook de regering van Aruba die nooit blokkades opwierp en meewerkte aan wijziging van het Statuut. Helaas is het overigens nooit tot een echte evaluatie van het Statuut gekomen, iets dat nog steeds broodnodig is. Ik wilde indertijd een Staatscommissie om tot een modernisering te komen en had zelfs al mijn oud-collega Hans Dijkstal voor het voorzitterschap gestrikt. Het kwam er niet van door mijn aftreden in 2005. Wat er ook niet meer van kwam, was een nadere plaatsbepaling van Curaçao, Sint Maarten en Aruba ten opzichte van de economische en geopolitieke wereldblokken. Een rapport van een door mij ingestelde commissie- Van Beuge gaf de vooren nadelen van een nauwere band met de Europese Unie aan, de zogenoemde Ultraperifeer Gebied-status (UPG), maar daarna bleef een keuze uit. Tot op de dag van vandaag zweeft deze discussie – Landen en Gebieden Overzee (LGO) of UPG – boven het Caribisch deel van het Koninkrijk, in het bijzonder boven Aruba. Ik nam waar dat mijn voormalige collega en partijgenoot Laurens Jan Brinkhorst, nog steeds adviseur van de regering-Eman, twee jaar geleden voor uw gezelschap een vlammend pleidooi hield voor een Europese aansluiting. Ikzelf meen dat het niet per se noodzakelijk is voor een land als Aruba om voor een andere, veel nauwere verbinding met de EU te kiezen om toch een brug naar Europa te slaan. De regering van Mike Eman profileert Aruba als een economische hub waar zowel Latijns-Amerikaanse en Noord-Amerikaanse als Europese bedrijven van kunnen profiteren. Ook in de toeristische sector is het niet of de Verenigde Staten of Europa, maar en-en. Geopolitiek bezien is het overigens lang geleden, namelijk veertig jaar, dat een Venezolaanse president tegen Aruba zei: ,,Ik val u aan met mijn vriendschap.” Dat zult u vrees ik niet snel meer horen. Maar de Koninkrijksband zal wel een verzekering vormen tegen snode heersers die Aruba met geheel andere wapens tegemoet willen treden.

,,Als het alleen maar gaat om het feit dat wij historisch – min of meer gedwongen – tot elkaar zijn veroordeeld, heeft het Koninkrijk feitelijk nauwelijks betekenis.”

Deze woorden van Jaime Saleh van enkele jaren geleden kan ik alleen maar onderschrijven. Heeft 10-10-‘10 ons alleen maar tot elkaar veroordeeld of perspectief gegeven op een inhoudelijke toekomst van het Koninkrijk? Ik geloof dat het een onvermijdelijk proces was dat, ondanks alle denkbare kritiek, zeker positieve gevolgen heeft gehad. De situatie blijft op verschillende eilanden van tijd tot tijd zorgelijk, maar de leemlaag van het land Antillen zou dat niet beter hebben gemaakt, in tegendeel. De BESeilanden hebben een forse financiële injectie gekregen en profiteren van een directe betrokkenheid van Nederlandse ministeries. Daar staat een strakker toezicht naar Nederlandse maat tegenover, wat voor trotse eilandbestuurders niet altijd gemakkelijk te verteren is. De legitimiteit van het Nederlandse bestuurlijke model op de kleine eilanden hangt overigens slechts beperkt van Hollandse wet- en regelgeving af, minstens zo relevant is of we er in slagen om op de BES-eilanden een sociale standaard te realiseren die mensen een bestaanszekerheid geeft, met een dak boven hun hoofd en uitzicht op werk.

De autonome landen Curaçao en Sint Maarten zijn in 2010 bevrijd van de dubbele en ingewikkelde bureaucratie van de Antillen, dat was toen pure winst. Het is de vraag of in de politieke cultuur en structuur van de landen voldoende rechtsstatelijke checks and balances zijn ingebouwd, dat zullen we moeten afwachten. Beide zullen in de komende jaren hopelijk naar meer stabiliteit toegroeien, Curaçao beweegt zich gelukkig in die richting met een op samenwerking gerichte nieuwe regering. De aarzeling die tijdens het gehele transitieproces over Sint Maarten bestond, is vrees ik niet weggenomen. Is Sint Maarten eigenlijk niet te klein voor een volledig autonoom bestuur zonder de mechanismen van toezicht en partnerschap die in een groter verband dan dat van de voormalige Antillen liggen besloten? Hoe kleiner het eiland, des te geringer is de afstand tussen burger en bestuur en dientengevolge des te groter de risico’s voor een kwetsbaar en onder druk staand bestuur. Met deze kwetsbaarheid zal het Koninkrijk moeten weten om te gaan.

Dames en heren, Aruba is ‘the jewel in the crown’. Een parel die, zoals uw oprichter Henk Timmer een paar jaar geleden zei, recentelijk iets van zijn glans heeft verloren; hij doelde toen ongetwijfeld op het moeizame gesprek met Nederland over financieel toezicht. Een minister- president in hongerstaking was in ieder geval een unicum in het Koninkrijk; laat dat vooral zo blijven. Aruba is in menig opzicht een voorbeeld van succes voor de andere landen in het Koninkrijk. Een wegbereider in 1986 met de status aparte, een wegbereider in economisch succes die bewezen heeft zonder financiële steun te kunnen groeien in welvaart en innovatie en een stabiele partner in regio en Koninkrijk te zijn. Ik kijk met grote bewondering naar Aruba en naar de regering- Eman, maar ook met enige bezorgdheid, vooral over de ontwikkeling van de staatsschuld. De rel over de benoeming van de opvolger van gouverneur Refunjol gaf aan dat ook voor Aruba de Koninkrijksband soms knelt. Dat is in mijn ervaring overigens niet alleen iets van de laatste jaren. Ik meen dat zeven jaar na 10-10- ‘10 het moment is aangebroken dat alle partners in het Koninkrijk zich moeten realiseren dat verder sleutelen aan de structuren geen soelaas meer biedt. De kleinste eilanden zijn te klein voor verdergaande vormen van zelfbestuur en zullen met Nederland een ‘way of understanding’ moeten vinden. Onafhankelijkheid biedt voor de grote eilanden geen enkele oplossing en zeker geen verbetering ten opzichte van de autonome status binnen het Koninkrijk. Burgers willen stabiliteit en voorspoed, geen onzekere avonturen. Aruba is in veel opzichten een lichtend voorbeeld. En Nederlandse politici moeten voor eens en voor altijd leren dat ze niet zomaar van het Koninkrijk af kunnen en dat de historische verantwoordelijkheid niet minder wordt als we er het bordje gemenebest op plakken. Dergelijke voorstellen getuigen eerder van politiek onvermogen dan van creativiteit. In elk institutioneel verband dat voortkomt uit een koloniale geschiedenis zit per definitie spanning. Spanning van welvaartsverschillen en financiële dominantie, spanning van historische rechtvaardigheid en spanning tussen culturen. Die spanning zorgt voor tegenstellingen die slechts overbrugd kunnen worden door soepelheid, redelijkheid en een tikje wijsheid. Niet door uitvergroting, ‘prinzipienreiterei’ en grofgebekt populisme. Het is de opdracht van verstandige volksvertegenwoordigers en politieke bestuurders aan weerszijden van de oceaan om daartegen stelling te nemen en uitholling van de betekenis van het Koninkrijk van binnenuit te voorkomen.

Dat gezegd zijnde, wil ik graag eindigen met een quote van wijlen Mito Croes, die vorig jaar rond deze tijd bij zijn afscheid van de Raad van State zei: ,,There is room for improvement!” Dat is er absoluut. We zullen in het Statuut een meer democratische geest moeten laten waaien. Meer betrokkenheid en deelname van Caribische volksvertegenwoordigers bij rijkswetgeving is noodzakelijk. Bovendien wordt de Koninkrijksregering nauwelijks democratisch gecontroleerd. Een jaarlijkse ‘Staat van het Koninkrijk’ zou een goede gedachte zijn.

Misschien moeten we het Interparlementair Koninkrijksoverleg omvormen tot een heus parlementair Koninkrijksorgaan dat ten minste eens per jaar met de Rijksministerraad in debat gaat over de koers van het Koninkrijk. Ik pleit nogmaals voor een update van het Statuut van 1954. Een duidelijke geschillenregeling hoeft daar echter niet op te wachten. De voorstellen uit de boezem van de Raad van State, met een splitsing tussen bindende uitspraken over rechtsvragen en advisering omtrent beleid, spreken mij aan. ‘There is room for improvement’, zeker. Maar niet alleen staatsrechtelijk. Het is voor de toekomst van het Koninkrijk absoluut noodzakelijk vooral sociaal te blijven verbeteren: onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, zorg en duurzame economische ontwikkeling. En te blijven investeren in elkaar; in de kennis van ons verleden ligt ook onze gezamenlijke toekomst besloten. Masha danki!

Bron: Antilliaans Dagblad

Geef een reactie

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Zoeken

Recente reacties