WILLEMSTAD — De aangifte tegen MAN -leider Hensley Koeiman is geseponeerd. Volgens het Openbaar Ministerie (OM) is er namelijk onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te stellen dat Koeiman zich schuldig heeft gemaakt aan het schenden van een ambtsgeheim, aldus woordvoerder Norman Serphos.
In een bericht aan de media schrijft de woordvoerder dat er een onderzoek is ingesteld naar aanleiding van een tweetal aangiften door Amerigo Thodé op 28 januari en 18 maart 2016. Het PS-lid had de aangiftes ingediend omdat een twintigtal personen en organisaties, waaronder achttien natuurlijke personen, één vereniging en één politieke partij, zich volgens hem schuldig zouden hebben gemaakt aan het schenden van het ambtsgeheim.
Thodé werd op 8 januari 2016 in eerste aanleg veroordeeld voor hetzelfde staf- bare feit. Op 4 september 2014 nam hij namelijk een besloten commissieverga- dering op van de leden van de vaste commissie van Financiën van de Staten en de leden van de Commissie Financieel Toezicht (Cft). De opnames werden vervol- gens uitgezonden op de radio, waarna Statenvoorzitter Mike Franco op 15 september 2014 aangifte deed. Thodé beriep zich bij zijn eigen aangiftes op het gelijkheidsbeginsel.
Het OM constateerde echter ‘dat er in beide zaken weliswaar een aantal overeenkomsten zijn, maar dat er vooral grote verschillen bestaan’. Zo zijn er geen aanwijzingen dat Koeiman bij het opnemen van de vergadering betrokken is geweest. Wat betreft het kranteninterview heeft hij verklaard zich niet bewust te zijn geweest dat hij wellicht geheime informatie prijsgaf.
“Bij de zaak Thodé daarentegen was er geen twijfel over de bewijsbaarheid van het strafbare feit; het was een geheim, dat wist hij ook en de schending was opzettelijk een meermalen gepleegd. Tenslotte heeft Koeiman, in tegenstelling tot Thodé, volledig meegewerkt aan het onderzoek.”
In negentien van de twintig gevallen bleek verder dat er geen strafbaar feit was gepleegd en werd verder onderzoek dan ook niet noodzakelijk geacht. Met betrekking tot de aangifte tegen Koeiman, bleek het wel noodzakelijk dat de Landsrecherche nader onderzoek verrichtte. Dit naar aanleiding van een kranten- en radio-interview, die de MAN- leider op 5 september 2014 zou hebben afgegeven.
“Het radio-interview bleek achttien maanden na dato niet voor het onderzoek beschikbaar of opvraagbaar te zijn. Het kranteninterview was nog wel in te lezen, maar de exacte uitlatingen van Koeiman daarin zijn niet komen vast te staan.”
Verder stelt het OM dat uit het onderzoek niet is gebleken dat hetgeen Koeiman vermoedelijk heeft gezegd, een ambtsgeheim betrof. Er is zodoende onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een strafrechtelijke vervolging.
Bron: Amigoe