28 C
Willemstad
• woensdag 24 april 2024 22:38

Amigoe | Advocaat voor 10 dagen geschorst

Klacht Campo Alegre-bedrijven gegrond

Klacht Campo Alegre-bedrijven gegrond
Advocaat Rob Blaauw voor 10 dagen geschorst in klacht Campo Alegre

WILLEMSTAD — De Raad van Toezicht (RvT) op de advocatuur heeft afgelopen vrijdag één van de drie klachten van Rectour Corporation NV en Wilshire Advisors LTD (de bedrijven van het bordeel Campo Alegre, red.), tegen advocaat Robert Blaauw van HBN Law, gegrond verklaard. Blaauw wordt voor het faciliteren van overboekingen van gelden van Rectour, 335.000 gulden, naar de kantoorrekening van HBN Law, de volgende straf opgelegd:

“Schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van tien dagen”,

aldus de RvT.

“De Raad is van oordeel dat in dezen slechts de straf van een schorsing past. In de omstandigheid dat inmiddels acht jaar zijn verstreken en klaagster zelf akkoord is gegaan met uitstel van de behandeling van deze klachtzaak, ziet de RvT aanleiding om de op te leggen straf te matigen. Deze straf zou, in het geval dat de klacht direct behandeld en beslist was geweest, zijn uitgekomen op een schorsing van dertig dagen waarvan tien dagen voorwaardelijk”,

aldus de uitleg van de Raad over de strafmatiging.

In de eerste klacht wordt uiteengezet ‘dat mevrouw Van Ierland-Maduro (de ontslagen directeur van Rectour, red.) aanvankelijk gemachtigd was om voor de Girobank de rekening van Rectour te tekenen’.

Bij buitengewone aandeelhoudervergadering van 25 januari 2006, is zij volgens de klaagster ontslagen en bij brief van 3 mei 2006 de toegang tot het werk ontzegd.

“Bij schrijven van 14 juni 2006 heeft mevrouw Van Ierland-Maduro de Girobank opdracht gegeven om een bedrag van 309.777 gulden over te maken naar de rekening van HBN Law bij de Girobank. Van Ierland- Maduro vermeldt daarbij dat zij om praktische redenen terugkomt op de eerdere opdracht om voormeld bedrag over te maken op de derdengeldrekening van HBN Law bij Banco di Caribe. Mevrouw Van Ierland-Maduro verzoekt om eventuele vragen te richten tot verweerder (Blaauw, red.).”

De RvT meldt verder dat de klaagster heeft gesteld dat in de periode van 15 tot 23 juni 2006, drie transacties hebben plaatsgevonden waarna de rekening van Rectour, op 2 gulden na, leeg was.

“Klaagster stelt dat verweerder, door mee te werken aan het vorenstaande en te weigeren om op de op de rekening van HBN Law ontvangen gelden terug te storten, het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft beschaamd. Verweerder betwist dit”,

aldus de Raad die stelt dat in een klachtzaak een terugbetaling van gelden te bevelen niet mogelijk is.

“Verweerder heeft verklaard dat zijn kantoor (HBN Law) is verzocht om Van Ierland- Maduro bij te staan in een ruzie over de zeggenschap en de bevoegdheid om de vennootschap Rectour te vertegenwoordigen. De Raad acht het niet begrijpelijk waarom verweerder heeft toegestaan dat de overboekingen op de kantoorrekening van HBN Law zijn gedaan nu vaststaat dat tegenover de overboekingen geen vorderingen van verweerder of zijn kantoor stonden.

De RvT concludeert verder dat voorkomen dient te worden dat dat gelden bestemd voor een cliënt vermengd raken met de eigen gelden.

“Een goed handelende advocaat draagt ervoor zorg dat, zeker wanneer sprake is van een aanzienlijk bedrag van 335.000 gulden, dergelijke gelden op de derdengeldrekening van zijn kantoor worden gestort. Verweerder had zich daarbij dienen te realiseren dat het handelen van Van Ierland- Maduro (mogelijk) was ingegeven door de wens om de gelden van de vennootschap veilig te stellen vooruitlopend op een voor haar gunstige uitslag van eerder genoemd geschil.”

De RvT is van oordeel dat Blaauw, bekend met het geschil binnen Rectour, zich ‘niet heeft gedragen zoals een goede advocaat betaamt’.

“Door het faciliteren van de overboekingen, het behoud van de gelden toen om terugboeking werd verzocht en het laten gebeuren dat deze gelden aan van Van Ierland- Maduro, althans aan de door haar opgegeven debiteuren (waarvan de details hem onbekend zijn) werden uitgekeerd, heeft verweerder ernstige misslagen begaan en zeer klachtwaardig gehandeld.”

In haar tweede klacht stelde de klaagster zich op het standpunt dat advocaat Blaauw ‘meerdere jaren in meerdere procedures, onbevoegd heeft opgetreden als raadsman van klaagster Wilshire Advisors LTD’.

“De Raad volgt de klaagster niet in dit betoog en verklaart de klacht ongegrond”,

aldus de beslissing van de Raad die met betrekking tot de eerste en tweede klacht het meer of anders gevorderde afwijst. Deze beslissing werd in het openbaar uitgesproken door de tuchtkamer die gevormd wordt door de volgende leden: rechter Marouska Scholte, advocate Mayesi Hammaoud en raadsman Michael Bonapart.

Bron: Amigoe

Gearchiveerd als

1 reactie

  1. Mr R Blaauw fungeert sinds het aftreden van
    Prof mr dr Jaime Saleh op als voorzitter van het Arbitrageïnstituut Ned. Antillen en Aruba ( AINAA).
    Hij is tevens voorzitter van de Geschillencommissie AINAA, hetgeen ik toentertijd als een ongewenste vermenging van functies heb aangeduid.
    In de functie van voorzitter Geschillencommissie-AINAA heeft hij een wrakingsverzoek, dat ik indertijd bij de Geschillen-commissie tegen een partijdige arbiter heb ingediend met de meest ongeloofwaardige argumenten afgewezen.
    Argumenten, die later helaas kritiekloos zijn overgenomen door opeenvolgende rechters.
    Het verweer van de DOOR DE WEDERPARTIJ als arbiter voorgestelde rechter, dat zijn besluit om de accountant deskundige, ondanks fel verzet van ondergetekende, bewijsbaar gecorrumpeerde jaarrekeningen voor zijn studie toe te sturen “als een strategie moest worden beschouwd”, werd door mr Blaauw, ondanks tal van bewijzen voor het tegendeel, voor zoete koek geslikt.
    Indien de accountant deskundige de gecorrumpeerde jaarrekeningen zou hebben aanvaard, zou het bedrag van de aan het bedrijf van ondergetekende toe te kennen goodwill met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op NUL zijn uitgekomen.
    Het feit, dat de accountant deskundige de arbiter, die zelf ook accountant is en dus absoluut beter moest weten, heeft bericht dat de jaarrekeningen vanwege tal van gebreken niet voor het deskundigenonderzoek te kunnen aanvaarden, heeft in mr Blaauw’s besluitvorming geen rol gespeeld.

    Ondanks dat voor een arbiter geldt, dat er geen sprake van zelfs de SCHIJN van partijdigheid mag zijn en de advokaat van de tegenpartij op wiens voorstel de arbiter was benoemd, zich gedurende de zitting versprak door te stellen
    “dat hij de arbiter het ( geheime ) mediatierapport niet ter beschikking had gesteld, maar hem de gewraakte passages slechts had ingefluisterd”, werd het wrakingsverzoek afgewezen “, omdat het te laat zou zijn ingediend en in elk proces wel besluiten voorkomen, die door partijen als hen minder welgevallig worden beschouwd”.
    De advokaat van de wederpartij, op wiens voorstel de arbiter is benoemd, heeft door zijn verspreking duidelijk laten blijken, dat zijn voorstel om de betreffende rechter als arbiter voor te stellen nadere aandacht verdiende. Echter niet voor mr Blaauw, die het van groter belang achtte de partijdige arbiter uit de wind te houden. De arbiter heeft na opeenvolgende wrakingsprocedures, waarin hij met terugkerende ongeloofwaardige argumenten, ontleend aan de beschikking van mr Blaauw uit de wind werd gehouden, naar hartelust zijn partijdige intenties kunnen bot vieren.
    Zo bereikte hij uiteindelijk toch het door hem nagestreefde doel: Het advies volgend van de door de wederpartij ingehuurde, toen al een zeer dubieuze reputatie genietende en later als accountant geschorste accountant Terry Hernandez , werd het door de accountant deskundige bepaalde bedrag der good will, zonder het advies van een tweede objectieve deskundige, met maar liefst 70% (!) verlaagd. Dit uiteraard tot grote tevredenheid van de advokaat van de wederpartij die zijn aanstelling als arbiter had bepleit !

    Daar dit donkere hoofdstuk in de rechtsgeschiedenis van Caribisch Nederland voorlopig nog niet afgesloten is, zal de bedenkelijke rol die de AINAA ( lees mr Blaauw cs in deze zaak heeft gespeeld nog zeker voor het voetlicht komen; zelfs indien het nodig mocht zijn, dat daarvoor de lange weg naar de HOGE RAAD dient te worden afgelegd.

    De bewijzen van partijdigheid van deze arbiter zijn zo talrijk en overtuigend, dat deze nimmer door een OBJECTIEF recht sprekende instituut kunnen worden ontkend.

Geef een reactie

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Lees ook

Meer recente reacties