DEN HAAG — Minister Bert Koenders van Buitenlandse Zaken vindt dat de vervuiling door de Isla-raffinaderij toch echt een onderwerp is dat de Stichting Schoon Milieu op Curaçao (Smoc) met de Curaçaose regering moet bespreken. Koenders antwoord dit op vragen van Smoc-bestuursleden Peter van Leeuwen en Arjen Linthorst.

Van Leeuwen en Linthorst vroegen opheldering over een eerdere verklaring van Koenders over de ontwikkelingen in Venezuela. De minister schreef in februari dat de economieën van Curaçao, Aruba en Bonaire sterk verweven zijn met die van Venezuela, zeker wat betreft de energievoorziening.

Hij verwees naar de exploitatie van de Isla-raffinaderij door het Venezolaanse staatsoliebedrijf PdVSA en schreef dat de raffinaderij een bijdrage levert van 9 tot 11 procent aan het bruto nationaal product van Curaçao. Smoc beschouwde de brief van Koenders als een positieve ontwikkeling, omdat de betrokkenheid van de minister volgens hen aantoont dat het om een Koninkrijksaangelegenheid gaat.

Maar Koenders spreekt dat tegen.

“Het noemen van de Isla-raffinaderij moet gezien worden in het licht van de bilaterale – economische – relatie tussen Venezuela en het Koninkrijk der Nederlanden, doch maakt de raffinaderij als zodanig nog geen Koninkrijksaangelegenheid”,

schrijft Koenders. Dit standpunt werd overigens ook al eerder door minister Ronald Plasterk met de Tweede Kamer gedeeld.

De stichting plaatste ook vraagtekens bij de cijfers die Koenders noemt in zijn brief. De daadwerkelijke economische bijdrage van de Isla is veel lager dan 9 tot 11 procent, schreven Van Leeuwen en Linthorst. Ze verwijzen naar een onderzoek in opdracht van de Curaçaose regering in 2013 waarin een percentage van 5,3 werd genoemd en noemen ook een onderzoek door de Centrale Bank van Curaçao en St. Maarten waar een percentage van 4,4 is berekend.

Gecorrigeerd voor de impact van de Isla op het toerisme en vooral de gezondheidszorg is de bijdrage bovendien nog veel lager, aldus Smoc. Koenders antwoordt dat hij cijfers heeft gebruikt die verstrekt zijn door de Curaçaose overheid.

“Voor verdere informatie kunt u zich derhalve het beste tot hen richten”,

aldus de minister. Smoc vroeg tot slot ook naar de mogelijkheid om op Koninkrijksniveau te investeren in milieuvriendelijke energie, maar ook op dat punt verwijst Koenders de stichting door naar de Curaçaose regering.

Overigens zijn vorige week tijdens het Interparlementair Koninkrijksoverleg (Ipko) wel stappen gezet op het gebied van een gezamenlijk energiebeleid.

Bron: Amigoe