WILLEMSTAD — De benoeming van Miriela Carolina als één van de nieuwe leden van de Raad van Commissarissen (RvC) van de Centrale Bank van Cura- cao en Sint Maarten (CBCS) zou in strijd zijn met de Landsverordening Code Good Corporate Governance, zo berichtten enkele media gisteren.
Deze code blijkt uit nader onderzoek van de Amigoe echter niet van toepassing te zijn op de centrale bank.
Miriela Carolina is buitengewoon gekwalificeerd om RvC-lid te zijn, zo vindt RvC-lid Tom Kok. Zij is econome en is jarenlang Senior Researcher geweest bij de centrale bank zelf. Juist om die reden echter, zou haar voordracht niet gepast zijn, omdat zij korter dan drie jaar geleden nog in dienst is geweest bij de bank en momenteel gebruik maakt van een VUT-regeling. Dat zou in strijd zijn met de Landsverordening Code Good Corporate Govemance.
Maar Kok stelt:
“De code is niet van toepassing op de centrale bank. Het statuut gaat voor.”
Donald de Palm, directeur van de Stichting Bureau Toezicht en Normering Overheidsentiteiten (SBTNO) en tevens adviseur corporate governance voor de regering, bevestigt dat de landsverordening niet van toepassing is op de centrale bank.
“De bank is geen overheidsentiteit, maar een bij wet opgerichte instelling”, aldus De Palm. Desgevraagd stelt De Palm daarom ook geen verzoek van demissionair minister van Financiën José Jardim te hebben gekregen om de voordracht van Carolina te toetsen. Jardim is als Financiën-minister namens Curacao vermogensgerechtigde van de bank.
De Code Good Corporate Governance stelt dat een RvC-lid volledig onafhankelijk moet kunnen functioneren. Het lid is volgens de code ‘afhankelijk’ wanneer deze ‘in de drie jaar voorafgaande aan de benoeming, werknemer of bestuurder van de vennoot- schap, inclusief gelieerde vennootschappen, is ge- weest’.
Daarnaast wordt een commissaris ‘die persoonlijke financiële vergoeding van de vennootschap of van een aan haar gelieerde vennootschap ontvangt, anders dan de vergoeding die voor de als commissaris verplichte werkzaamheden wordt ontvangen en voor zover zij niet past in de normale uitoefening van het bedrijf ook als afhankelijk gezien.
Hoewel de code niet van toepassing is op RvC-leden van de centrale bank, stelt Kok dat Carolina over een jaar aan het eerste criterium voldoet. Verder vindt hij het ‘onzin’ dat de VUT-regeling van Carolina als een financiële vergoeding wordt gezien:
“Een VUT-regeling is wettelijk vastgesteld, de bank heeft hier geen invloed op (kan de regeling dus niet stopzetten of verminderen, red. ).”
De Memorie van Toelichting van het CBCS-statuut stelt dat de RvC-leden moeten voldoen aan bepaalde vooraf vast te stellen deskundigheids- en integriteitscriteria. Verder geldt voor de leden ook dat zij volledig onafhankelijk moeten kunnen functioneren. Het is de Amigoe verder niet bekend hoe onafhankelijk, deskundig en integer door de CBCS omschreven wordt.
Het besluit van de RvC tot het aanbevelen van Carolina aan de landen werd tijdens een vergadering in 2015 ge- nomen. Kok bevestigt dat de raad — die toentertijd uit Kok zelf, Hubert Lopez, tijdelijk lid Robert Pietersz en afgetreden voorzitter Renny Maduro bestond — tijdens die vergadering niet compleet was.
Wel stelt hij dat alle RvC-leden een uitnodiging en de agenda voor die vergadering hadden gekregen.
“Die leden hebben zelf besloten om niet bij de vergadering te komen opdagen, dus het besluit om Carolina aan te bevelen werd met algemene stemmen aangenomen”, aldus Kok. Ruim een jaar later, op 15 oktober jl., besloot de RvC met twee stemmen voor en één stem tegen om de aanbeveling van Carolina in te trekken. Zij was toen mogelijk al als RvC-lid voorgedragen door Financiën-minister Jardim aan de gouvemeurs van Curagao en St. Maarten.
De eerstvolgende RvC-vergaderingen vinden op 7 en 8 november plaats.
Bron: Amigoe