WILLEMSTAD — De instroom van misdrijfzaken is vorig jaar toegenomen met 15,5 procent, de snelrechtszaken met maar liefst 30 procent. Het aantal sepots (een beslissing van het OM om een strafbaar feit niet te vervolgen) daalde met 7 procent ten opzichte van 2014.
Dat blijkt uit het jaarverslag 2015 van het Openbaar Ministerie, dat tevens gisteren is goedgekeurd in het Justitieel Vierlanden Overleg (JVO) in Nederland.
Dit komt door een flinke investering in het proces Veel Voorkomende Criminaliteit (VVC), mede dankzij intensieve samenwerking met het politiekorps KPC, aldus hoofdofficier van justitie Heiko de Jong. 2015 was het jaar waarin de ‘binnenboel’ van het parket weer in de grondverf werd gezet, voegde hij toe in zijn voorwoord. “Door middel van het aanpassen van processen, procedures en zaakstromen kon een doelmatigheids- en doeltreffendheidsslag worden gemaakt in de doorontwikkeling van het parket.”
Vanaf 1 mei 2015 is gestart met een nieuwe werkwijze met betrekking tot de afdoening van de zaakstroom van de VVC-zaken. Deze zaakstroom wordt gegenereerd door drie rechercheteams: VVC-Oost (Montaña), VVC-centrum (Rio Canario) en VVC-West (Barber). In deze zaakstroom is van oudsher veel geseponeerd en heengezonden. Afgelopen jaar is het werkproces daarom samen met het KPC onder de loep genomen en opnieuw ingericht teneinde meer zaken van een betere kwaliteit bij het OM te brengen.
De nieuwe werkwijze houdt onder meer in dat er op de recherchebureaus wekelijks zaken worden gewogen en gestuurd en klachten direct worden beoordeeld. Belangrijk is dat op deze manier snel rechtstreekse feedback wordt gegeven over de (kwaliteit van de) processen-verbaal (pv’s). Op de bureaus zitten vaste officieren van justitie die zo een goede band kunnen opbouwen met de recherche. Bij de Tempel worden alle VVC-zaken wekelijks toebedeeld aan een parketsecretaris die gekoppeld is aan een vaste officier. Beiden doen in teamverband alle voorgeleidingen die week en nemen alle binnengekomen VVC-zaken in behandeling, die binnen vier weken afgedaan moeten zijn. Op deze manier is het technisch sepotpercentage in 2015 gedaald van 27 naar 20 en heeft het OM een verhoogde instroom weten te bereiken van bijna 16 procent. “De neerwaartse lijn over 2013 en 2014 werd hiermee doorbroken”, aldus de hoofdofficier.
Vanaf oktober zijn ook alle heenzendzaken via een verkort pv bij het OM ingezonden, waardoor het aantal betekenisvolle interventies via de HuRa-afdoeningen (Hustisia Rapido, snelrecht) ook is toegenomen.Vorig jaar waren er 18 HuRa-zittingen en werden toen 82 verdachten opgeroepen, waarvan er 65 verdachten zijn verschenen. Tevens verschenen er acht opgeroepen jongeren. Deze cijfers bieden een positief perspectief in vergelijking met de cijfers van 2014. Toen zijn er over het gehele jaar 49 verdachten opgeroepen, waarvan er 39 verschenen. Het snelrecht heeft een stevige plaats verworven binnen de afdoeningsmogelijkheden en de verwachting is dan ook dat deze trend c.q. stijgende lijn dit jaar bestendigd zal worden, staat verder in het verslag.
Voorts zijn er meer reclasseringsmaatregelen opgelegd als voorwaardelijke straf. In 2014 was het aantal 21, vorig jaar 39. Ook werden vorig jaar ten opzichte van 2014 weer meer boetes geïnd. Er is hier sprake van een stijging van bijna 15 procent. Daarnaast heeft het OM een slachtoffermedewerkster in de eerste lijn ingezet, om de wens om een slachtoffergericht parket te zijn te kunnen bereiken.
Bovendien heeft de in het jaarplan 2015 aangekondigde ontwikkeling van nieuwe interventiestrategieën voor jeugdige delinquenten, maar ook van projecten om kwetsbare jongeren te behoeden voor een crimineel levenspad, geleid tot het opzetten van het project Top C ‘Tur wowo riba bo’, samen met partners uit de strafrechtsketen en ook binnen de zorgketen.
Het OM heeft ook het executiebeleid in 2015 verder ontwikkeld. Rekeninghoudend met de beschikbare celcapaciteit is het OM gestart om de celstraffen van ‘vrije voeters’ met een onherroepelijke onvoorwaardelijke celstraf te executeren. Zowel in het jaar 2014 als in 2015 werd circa 60 procent van de strafvonnissen geëxecuteerd. Het gaat hier grotendeels om veroordeelden die in voorarrest waren op het moment dat zij werden veroordeeld. Het OM en het KPC werken sinds vorig jaar samen aan de opsporing van veroordeelden met de hoogste straf(restanten). De samenwerking richt zich op het opsporen van veroordeelden die hun straf nog moeten uitzitten en die zich bij de veroordeling op vrije voeten bevonden.
Bron: Amigoe