DEN HAAG — Curaçao, Aruba, St. Maarten en Nederland moeten volgende maand verslag uitbrengen over de naleving van de kinderrechten in het Caribisch gebied. Minister Ronald Plasterk schrijft dit in antwoord op vragen over het gezamenlijke kinderrechtenplan.
De Tweede Kamer vroeg afgelopen december onder meer welke concrete stappen er worden genomen om de situatie van kinderen te verbeteren, nadat de vier Koninkrijkslanden eind vorig jaar besloten om een gezamenlijke Taskforce voor Kinderrechten op te richten.
Plasterk benadrukt in zijn antwoord dat jeugd- en jongerenbeleid een autonome aangelegenheid van de vier afzonderlijke landen blijft en dat de Taskforce voornamelijk bedoeld is voor de coördinatie en het uitwisselen van kennis en ervaringen. Curaçao, Aruba en St. Maarten zijn dus zelf verantwoordelijk voor de schriftelijke rapportage over naleving van het Internationale Verdrag in zake de Rechten van het Kind. Basis voor de antwoorden is een lijst van onderwerpen die door de VN is opgesteld. Nederland draagt zorg voor de rapportage over de situatie in Caribisch Nederland, waarvoor de Taskforce kinderrechten en huiselijk geweld Caribisch Nederland is ingesteld.
Parallel hieraan wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor het hele Koninkrijk, waarvan de eerste versie in februari klaar moet zijn, zodat er tijdens de Koninkrijksconferentie in april groen licht aan kan worden gegeven. Op de planning voor de komende maanden staan de afstemming van specifiek beleid voor Caribisch Nederland met de Bestuurscolleges en een conferentie over zinvolle naschoolse activiteiten en opvang. “Voor- en naschoolse opvang kunnen op verschillende wijzen vorm worden gegeven: alles gebundeld in één school of een samenwerkingsverband tussen de school en andere instanties op andere locaties. Het is aan de landen en de Openbare Lichamen zelf om daar een goede modus in te vinden”, aldus Plasterk.
In antwoord op vragen van de VVD en PvdA over de rol van gezinnen, schrijft de minister dat vaders een belangrijke rol in de opvoeding kunnen spelen met niet alleen een gezaghebbende maar ook een zorgende taak. Tegelijkertijd is het zo dat kinderen in elke gezinssamenstelling goed opgevoed kunnen worden, zolang het belang van het kind het uitgangspunt is, aldus de minister. Belangrijk is dat in het geval van extra zorg of hulpverlening door verschillende organisaties duidelijk is wie de ‘regisseur’ is, die knopen doorhakt.
De minister sluit niet uit dat de Taskforce ook na de Koninkrijksconferentie een rol kan blijven spelen, al dan niet uitgebreid. “Ik wil dit in gezamenlijkheid met de andere landen bespreken.”
Bron: Amigoe