32 C
Willemstad
• donderdag 25 april 2024

Extra | Journaal 24 april 2024

Elke werkdag het laatste nieuws van Extra, nu ook in het Nederlands. Bron: Extra

Democracy now! | Tuesday, April 23, 2024

Democracy Now! is a national, daily, independent, award-winning news program hosted by journalists Amy Goodman and Juan Gonzalez. Democracy Now!’s War and Peace Report provides our audience...

Extra | Journaal 23 april 2024

Elke werkdag het laatste nieuws van Extra, nu ook in het Nederlands. Bron: Extra

Democracy now! | Monday, April 22, 2024

Democracy Now! is a national, daily, independent, award-winning news program hosted by journalists Amy Goodman and Juan Gonzalez. Democracy Now!’s War and Peace Report provides our audience...

Extra | Journaal 22 april 2024

Elke werkdag het laatste nieuws van Extra, nu ook in het Nederlands. Bron: Extra

Democracy now! | Friday, April 19, 2024

Democracy Now! is a national, daily, independent, award-winning news program hosted by journalists Amy Goodman and Juan Gonzalez. Democracy Now!’s War and Peace Report provides our audience...
- Advertisement -spot_img

AD | Berichtgeving onzorgvuldig

HomeMediaAD | Berichtgeving onzorgvuldig

Rechtbank Amsterdam tikt journalist De Telegraaf op vingers,
maar vindt verdere rectificatie onnodig

Rechtbank Amsterdam tikt journalist De Telegraaf op vingers | fotoDick Drayer
Rechtbank Amsterdam tikt journalist De Telegraaf op vingers | fotoDick Drayer

Willemstad/Amsterdam – De berichtgeving van De Telegraaf vorige maand over de op dat moment al ingetrokken beschuldiging van Frank Does aan het adres van Gregory Elias is ‘op een aantal punten onjuist en naar het oordeel van de rechter onzorgvuldig geweest’.

,,Door de onjuistheden is de berichtgeving te dik aangezet”, oordeelt de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.

Afgelopen week werd vonnis gewezen in een kort geding dat Elias, zijn stichting Fundashon Bon Intenshon en Mojo Concerts in Delft (medeorganisator van het Curaçao North Sea Jazz Festival CNSJF) tegen TMG Landelijke Media (De Telegraaf) had aangespannen. ‘Topman Curaçao beschuldigd van doodsbedreiging’ stond er boven het gewraakte artikel van Telegraaf-journalist Bart Mos. Die beschuldiging was afkomstig van Does, eigenaar van Does Travel & Cadushi Tours, die voorheen reispakketten samenstelde voor Nederlandse bezoekers van het CNSJF maar na afloop van het driejarige contract verbolgen was omdat hij van Mojo exclusiviteit eiste. Zijn ernstige beschuldiging had hij echter al ingetrokken, rechtgezet en er zelfs al zijn excuses voor aangeboden in een e-mail aan alle betrokkenen. Desondanks kwam De Telegraaf ermee; pas na een dringend schrijven van de advocaat van Elias en Bon Intenshon gevolgd door een follow up-publicatie over het feit dat Does de beschuldiging al had gerectificeerd. Ook werd het bericht op de website van de krant aangepast. De rechter in Amsterdam merkt dan ook nog voor zijn beoordeling van het geschil op dat ‘De Telegraaf erkent dat het artikel van 17 september 2014 een aantal fouten bevat’ en dat de online-versie van het artikel op die punten ook al was rechtgezet; ook had de hoofdredactie van Nederlands grootste krant meteen al de toezegging gedaan dat dit eveneens in de papieren uitgave zou volgen.

Het vonnis: ,,In de digitale versie heeft De Telegraaf de onjuistheden reeds verbeterd, zodat het artikel thans feitelijk juist is. Weliswaar heeft zij bij de aanpassing daarvan niet expliciet gemeld op welke punten zij haar berichtgeving had aangepast – waardoor voor het publiek niet duidelijk is dat haar eerdere berichtgeving onzorgvuldig was – maar in ieder geval is de onjuiste informatie verwijderd.”

Op grond daarvan vindt de rechter dat Elias, Bon Intenshon en Mojo ‘onvoldoende belang’ hebben bij hun vorderingen tot verwijdering, althans van (nadere) rectificatie van het artikel.

Lees meer…
Lees verder…

Bron: Antilliaans Dagblad

Naschrift KKC

Het vonnis is hier en hieronder te vinden

ECLI:NL:RBAMS:2014:6604

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
08-10-2014
Datum publicatie
20-10-2014
Zaaknummer
C/13/572828 / KG ZA 14-1195
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie

Onrechtmatige publicatie; schending beginsel van hoor en wederhoor, maar eisers hebben onvoldoende belang bij hun vordering tot verwijdering/rectificatie van een artikel dat mede in de digitale versie van de krant is verschenen, nu de onjuistheden na de publicatie van het artikel in de digitale versie zijn rechtgezet en de krant onvoorwaardelijk heeft aangeboden de onjuistheden desgewenst ook in de papieren versie van de krant te rectificeren.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/572828 / KG ZA 14-1195 MW/EB

Vonnis in kort geding van 8 oktober 2014

in de zaak van

1 [eiser 1],

wonende te [woonplaats eiser 1],

2. de stichting

[eiseres 2] ,

gevestigd te [vestigingsplaats eiseres 2],

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres 3] ,

gevestigd te [vestigingsplaats eiseres 3],

eisers bij dagvaarding op verkorte termijn van 25 september 2014,

advocaat mr. N.A. Winthagen te Amsterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TMG LANDELIJKE MEDIA B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. J.P. van den Brink te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en de Telegraaf worden genoemd. Eisers zullen, wanneer zij afzonderlijk worden bedoeld, worden aangeduid als [eiser 1], [eiseres 2] en [eiseres 3].

1 De procedure

Ter terechtzitting van 1 oktober 2014 heeft [eiser 1] c.s. gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De Telegraaf heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. De Telegraaf heeft bezwaar gemaakt tegen het gebruik door de advocaat van [eiser 1] c.s. van een pleitnota voor de tweede termijn, omdat hij hetgeen daarin staat reeds in de eerste termijn naar voren had kunnen brengen. De voorzieningenrechter heeft partijen daarop meegedeeld dat partijen in de eerste termijn ruim de gelegenheid hadden gehad hun standpunten uiteen te zetten en dat haar inziens productie 3 zijdens de Telegraaf, waarop [eiser 1] c.s. in haar aanvullende pleitnota wilde ingaan, slechts een stukje van het hele verhaal uitmaakt. Zij heeft partijen verder meegedeeld dat elk van hen voor de tweede termijn vijf minuten de tijd zou krijgen en dat zij zelf moesten uitmaken hoe zij die tijd zouden invullen. Na verder debat heeft de voorzieningenrechter met partijen de mogelijkheid van een minnelijke regeling onderzocht. Omdat partijen voor een minnelijk overleg meer tijd nodig hadden dan voor de zitting was uitgetrokken, is afgesproken dat zij de voorzieningenrechter op

3 oktober 2014 zouden laten weten of een vonnis nodig is. De voorzieningenrechter heeft partijen meegedeeld dat indien om vonnis zou worden gevraagd, op 8 oktober 2014 vonnis zou worden gewezen. Bij fax van 3 oktober 2014 heeft [eiser 1] c.s. vonnis gevraagd.

Ter zitting waren aan de kant van [eiser 1] c.s. aanwezig mr. R. Brouwer (bedrijfsjurist bij [eiseres 3]) en K. Sandvliet met mr. Schutte en zijn kantoorgenote mr. I.E. Bordei (de advocaten die door mr. Winthagen zijn opgevolgd). Aan de kant van de Telegraaf waren aanwezig [de verslaggever] (verslaggever), J. de Haas (adjunct-hoofdredacteur),

mr. I. Terpstra (bedrijfsjurist) en mr. van den Brink.

2 De feiten

2.1.[eiser 1] is een op Curaçao bekende ondernemer. Hij is onder meer directeur en enig donateur van de Stichting, die zich richt op het bevorderen van het culturele leven op Curaçao. Samen met [eiseres 3] organiseert de Stichting het [naam festival] Festival.

2.2.

Eind 2012 is een geschil gerezen tussen enerzijds [eiseres 3] en de Stichting en anderzijds [naam reisbureau] B.V. (hierna: [naam reisbureau]), een vennootschap die een reisbureau exploiteert. [naam reisbureau] stelde dat [eiseres 3] en de Stichting ten onrechte weigerden haar als exclusieve reisagent voor het Festival in 2013 en daarna aan te stellen en maakte aanspraak op schadevergoeding. Op

23 december 2013 heeft [naam reisbureau] [eiseres 3] met betrekking tot dat geschil gedagvaard voor de rechtbank Den Haag.

2.3.

Ter comparitie van 10 juni 2014 in die procedure heeft [de eigenaar van het reisbureau](directeur en eigenaar van [naam reisbureau], verder te noemen: [de eigenaar van het reisbureau]) gezegd dat hij eind oktober 2012 met de dood zou zijn bedreigd door [eiser 1]. In het proces-verbaal van de zitting staat hierover het volgende:

“(…)

De heer [de eigenaar van het reisbureau]

(…)

3. Ik ben in oktober 2012 bedreigd door [eiser 1]. Ik wil hierover nu verder niets zeggen. Na deze bedreiging heeft [eiser 1] de overeenkomst met mij opgezegd. Ik heb een boek geschreven over deze zaak. Ook heb ik mijn hele verhaal bij de notaris vast laten leggen. (…)”

2.4.

Op 28 juli 2014 heeft [de eigenaar van het reisbureau] een e-mail geschreven aan [x] (die namens [eiseres 3] op de zitting van 10 juni 2014 aanwezig was geweest), met kopie aan [Y] (van [eiseres 3]), [medewerkers IFFR] (beiden van het Internationaal Film Festival Rotterdam (IFFR)) en aan [eiser 1], waarin onder meer staat:

“(…) Hierbij maakt[de eigenaar van het reisbureau] bekend dat hij in overleg met zijn notaris heeft besloten om op korte termijn in een andere hoedanigheid openheid van zaken zal geven over de doodsbedreiging van de heer [eiser 1] aan zijn adres aan de directie van [eiseres 3] en het bestuur en directie van IFFR. (…)”

2.5.Bij vonnis van 30 juli 2014 heeft de rechtbank Den Haag de vordering van [naam reisbureau] tegen [eiseres 3] afgewezen.

2.6.

Omdat [de eigenaar van het reisbureau] weigerde zijn beschuldiging in te trekken en dreigde met verdere publicatie daarvan, hebben [eiser 1] en de Stichting op 22 augustus 2014 [de eigenaar van het reisbureau] en [naam reisbureau] gedagvaard om op 16 september 2014 te verschijnen voor de voorzieningenrechter te Amsterdam. In de dagvaarding eisten [eiser 1] en de Stichting – kort gezegd – [de eigenaar van het reisbureau] en [naam reisbureau] te verbieden aan derden mee te delen dat [eiser 1] [de eigenaar van het reisbureau] met de dood zou hebben bedreigd of dat [eiser 1], de Stichting of aan hen gelieerde partijen strafbaar of onrechtmatig jegens [de eigenaar van het reisbureau] of aan hem gelieerde partijen zouden hebben gehandeld. De door [eiser 1] en de Stichting gevorderde dwangsombepaling luidt als volgt:

“(…)

te bepalen dat [de eigenaar van het reisbureau] en [naam reisbureau] hoofdelijk een dwangsom van EUR 10.000,00 zullen verbeuren voor iedere overtreding van de verboden genoemd onder 1. en 2., met dien verstande dat (a) iedere verboden mededeling die gericht is aan meer dan één derde (niet zijnde hun advocaat of de rechter) als zoveel afzonderlijke verboden mededelingen zal worden aangemerkt als er derden zijn aan wie de mededeling is gericht en (b) voor iedere verboden mededeling die niet aan een of meer bepaalde derden is gericht (zoals maar niet uitsluitend publicaties in folder- of boekvorm of mededelingen op websites) [de eigenaar van het reisbureau] en [naam reisbureau] hoofdelijk, naar de keuze van eisers, ofwel een dwangsom van € 10.000 per exemplaar waarin de verboden mededeling staat verbeuren ofwel een algemene dwangsom van € 500.000 verbeuren; (…)”

2.7.

Op 11 september 2014 heeft [de eigenaar van het reisbureau], mede namens [naam reisbureau], een schriftelijke verklaring ondertekend die voor zover hier van belang luidt:

“Ondergetekenden,

1. De heer [de eigenaar van het reisbureau] (…); en

2. [naam reisbureau] B.V. (…)

gelet op de volgende feiten

(…)

3. [de eigenaar van het reisbureau] heeft bij email van 7 september 2014 aan [eiser 1] zijn excuses aangeboden voor het doen van de onrechtmatige uitspraken. [eiser 1] heeft daarop geantwoord het kort geding te zullen intrekken indien [de eigenaar van het reisbureau] de onderhavige verklaring ondertekent en de hieronder bedoelde rectificatie tijdig verstuurt.

verklaren (…) hierbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud als volgt tegenover [eiser 1] en de Stichting:

(…)

4. [de eigenaar van het reisbureau] en [naam reisbureau] zullen zich onthouden van het doen van enige uitspraak tegenover welke derde dan ook, schriftelijk, mondeling of in welke andere vorm dan ook, die gelijk en/of (enigszins) vergelijkbaar is met de Onrechtmatige Uitspraken of die in het verlengde daarvan ligt, waarmee (i) zij ieder afzonderlijk of gezamenlijk beweren of suggereren dat [eiser 1], de Stichting en/of andere aan [eiser 1] gelieerde partijen [de eigenaar van het reisbureau] en/of aan [de eigenaar van het reisbureau] gelieerde partijen zou hebben bedreigd en/of anderszins strafbaar jegens [de eigenaar van het reisbureau] en/of aan [de eigenaar van het reisbureau] gelieerde partijen zouden hebben gehandeld, dan wel waarmee (ii) zij [eiser 1], de Stichting en/of andere aan [eiser 1] gelieerde partijen op enige andere wijze ten overstaan van anderen beledigen zodat hun goede naam en eer kan worden aangetast;

5. [de eigenaar van het reisbureau] zal uiterlijk 12 september 2014 de volgende rectificatie per email sturen aan de personen aan wie hij kopie heeft gestuurd van zijn email van 28 juli 2014 aan [eiser 1] (…), zonder enige toevoeging of weglating, met als onderwerp enkel “rectificatie” en met kopie aan [eiser 1] en mr. C.B. Schutte:

Mijne dame en heren,

Op 28 juli 2014 zond ik u een kopie van een email die ik aan de heer [eiser 1] zond met als onderwerp “doodsbedreiging.” Ik heb de heer [eiser 1] mijn excuses aangeboden voor de inhoud van dat bericht en van mijn daarop volgende correspondentie waarvan u deels ook een kopie ontving. Ik rectificeer hierbij volledig en onvoorwaardelijk de beschuldigingen die ik aan het adres van de heer [eiser 1] in mijn emails heb geuit. Ik bied ook mijn excuses aan voor enig bij u veroorzaakt ongemak. (…)”

2.8.Op 12 september 2014 heeft [de eigenaar van het reisbureau] de hiervoor onder 5 genoemde e-mail verstuurd. Daarop hebben [eiser 1] en de Stichting het kort geding ingetrokken.

2.9.Op 16 september 2014 heeft [de verslaggever] (verslaggever bij de Telegraaf, hierna te noemen: [de verslaggever]) telefonisch contact opgenomen met de advocaat van [eiser 1], teneinde te vernemen waarom het kort geding geen doorgang had gevonden. De advocaat van [eiser 1] heeft daarop meegedeeld dat het kort geding was ingetrokken omdat [de eigenaar van het reisbureau] zijn beschuldigingen had gerectificeerd en beloofd die niet te zullen herhalen. [de verslaggever] heeft gevraagd waar de rectificatie was gepubliceerd, waarop de advocaat van [eiser 1] heeft geantwoord dat de rectificatie was gestuurd aan de paar mensen die het aanging. [de verslaggever] heeft verder gevraagd waarom de beschuldigingen waren gedaan, waarop de advocaat van [eiser 1] heeft geantwoord dat dit niet duidelijk was, dat het mogelijk een misverstand was, maar dat in ieder geval de beschuldigingen nergens op waren gebaseerd. Op de vraag van de advocaat van [eiser 1] of de Telegraaf van plan was iets te publiceren, heeft [de verslaggever] geantwoord dat hij dat nog niet kon zeggen, omdat hij dat nog moest afwegen.

2.10.Diezelfde dag heeft [de verslaggever] contact opgenomen met [eiseres 3] en gevraagd naar iemand die met hem over deze zaak kon spreken. Op die dag is geen (rechtstreeks) telefonisch contact tussen mr. Brouwer (de reeds hiervoor genoemde bedrijfsjurist van [eiseres 3]) tot stand gekomen. Dat is eerst gebeurd op 17 september 2014, na de publicatie van het na te noemen artikel.

2.11.

In de editie van de Telegraaf van 17 september 2014 is op pagina 8 onder de kop “Topman Curaçao beschuldigd van doodsbedreiging” een artikel van de hand van [de verslaggever] verschenen, dat voor zover hier van belang luidt:

“[eiser 1], een van de rijkste bewoners van Curaçao, is beschuldigd van het doen van doodsbedreigingen. De bedreigingen zouden zijn geuit aan onder andere[de eigenaar van het reisbureau] (…).

Dit blijkt uit documenten, in handen van De Telegraaf. Volgens [de eigenaar van het reisbureau] werden de doodsbedreigingen twee jaar geleden op Curaçao gedaan, in aanwezigheid van diverse personen, onder wie de directie van [eiseres 3].

Reisondernemer [de eigenaar van het reisbureau] deed de beschuldigingen onlangs tijdens een rechtszaak in Amsterdam. De rechtszaak handelde over het uitschakelen van[naam reisbureau] bij de organisatie van het festival [naam festival], dat wordt gesponsord door [eiser 1]. (…)

Misverstand

Volgens de raadsman van [eiser 1] berust de complete beschuldiging van zijn cliënt op een misverstand. “De heer [de eigenaar van het reisbureau] heeft zijn uitspraken inmiddels op verzoek van de heer [eiser 1] gerectificeerd”, stelt de Amsterdamse advocaat Camilo Schutte. De rectificatie vond plaats nadat [de eigenaar van het reisbureau] was gedagvaard in kort geding, waarin [eiser 1] onder een dwangsom van een half miljoen euro eiste dat hij de beschuldiging zou intrekken. (…)”

Bij het artikel is een portretfoto van [eiser 1] gepubliceerd, met daarbij de tekst:

“[eiser 1]

…rectificatie…”

2.12.

Het artikel is op 17 september 2014 ook gepubliceerd op de website van de Telegraaf (www.telegraaf.nl), ditmaal onder de kop:

“Rijkste man Curaçao beschuldigd van doodsbedreiging”

2.13.Het bericht is overgenomen door een aantal andere media, met name op de Nederlandse Antillen en in Suriname.

2.14.Bij brief van 17 september 2014 heeft [eiser 1] bij monde van zijn advocaat de Telegraaf gesommeerd om in de eerstvolgende editie een rectificatie te plaatsen waarin onder meer zou moeten worden vermeld dat het om valse beschuldigingen ging die op de datum van het bericht reeds waren gerectificeerd.

2.15.In reactie op deze sommatie heeft de Telegraaf op 18 september 2014 meegedeeld geen reden te zien de verzochte rectificatie te plaatsen, omdat het artikel haars inziens ten tijde van publicatie voldoende steun vond in het beschikbare feitenmateriaal en het commentaar van [eiser 1] op de beschuldigingen in het artikel was verwerkt. Verder heeft de Telegraaf aangekondigd dat zij, nu [de verslaggever] inmiddels de hand had weten te leggen op de tekst van de rectificatie door [de eigenaar van het reisbureau], in haar editie van 19 september 2014 en op haar website een follow-up aan het artikel zal wijden, met de strekking dat [de eigenaar van het reisbureau] de beschuldiging aan het adres van [eiser 1] heeft gerectificeerd.

2.16.

In de editie van de Telegraaf van 19 september 2014 is op pagina 3 een artikel van [de verslaggever] verschenen met als kop “Excuses [de eigenaar van het reisbureau] aan multimiljonair [eiser 1]”. Het artikel luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“Directeur[de eigenaar van het reisbureau] van reisorganisatie[naam reisbureau] is diep door het stof gegaan voor [eiser 1], een van de rijkste bewoners van Curaçao. [eiser 1] zou een doodsbedreiging hebben geuit aan het adres van [de eigenaar van het reisbureau], maar die beschuldiging neemt [de eigenaar van het reisbureau] nu terug.

Dit blijkt uit correspondentie tussen [de eigenaar van het reisbureau] en [eiser 1], in handen van De Telegraaf. In een schriftelijke verklaring stelt [de eigenaar van het reisbureau] dat hij “de beschuldigingen aan het adres van de heer [eiser 1] volledig en onvoorwaardelijk” rectificeert. “Ik bied ook mijn excuses aan voor enig bij u veroorzaakt ongemak”, aldus [de eigenaar van het reisbureau]. (…) [de eigenaar van het reisbureau] weigerde zijn beschuldiging aanvankelijk in te trekken, en kondigde zelfs aan dat hij over de doodsbedreiging in een binnenkort te verschijnen boek zou publiceren. Vlak voor een rechtszaak, waarin [eiser 1] de beschuldiging van tafel wilde op straffe van een dwangsom van een half miljoen euro, besloot [de eigenaar van het reisbureau] zijn beschuldiging in te trekken. (…)”

2.17.Op 19 september 2014 is dit laatste artikel, omkaderd en met de toevoeging “Update” gepubliceerd onder het eerdere artikel op de website van de Telegraaf.

2.18.

Na het uitbrengen van de dagvaarding in dit geding is de tekst van het online artikel van 17 september 2014 aangepast. Het aangepaste deel luidt thans:

“[eiser 1], een van de rijkste bewoners van Curaçao, is beschuldigd van het doen van een doodsbedreiging. De bedreiging zou zijn geuit aan [de eigenaar van het reisbureau] (…).

Dit blijkt uit documenten, in handen van De Telegraaf. Volgens [de eigenaar van het reisbureau] werd de doodsbedreiging twee jaar geleden gedaan. (…)

Reisondernemer [de eigenaar van het reisbureau] deed de beschuldigingen onlangs tijdens een rechtszaak. (…)”

3 Het geschil

3.1.[eiser 1] c.s. vordert, samengevat:

  1. de Telegraaf te veroordelen de onder 1 van het petitum van de dagvaarding opgenomen rectificatietekst te publiceren in de papieren versie van de Telegraaf;
  2. de Telegraaf te bevelen om primair het artikel van 17 september 2014 van internet te verwijderen en subsidiair de kop en de samenvatting van het artikel te wijzigen als onder 2 van het petitum beschreven en daarboven een rectificatie te plaatsen;
  3. de Telegraaf te bevelen de in Nederland en op Curaçao gebruikte zoekmachines te verzoeken iedere verwijzing naar de oude koppen van de artikelen te verwijderen, onder verzending van een afschrift van die verzoeken aan de advocaat van [eiser 1] c.s.;
  4. de Telegraaf te bevelen in een brief een verzoek tot rectificatie op te stellen zoals onder 4 van het petitum weergegeven en die brief te sturen aan de eveneens onder 4 van het petitum genoemde media, onder verzending van een afschrift van de verzoeken en verzendbewijzen aan de advocaat van [eiser 1] c.s.;
  5. de Telegraaf te verbieden in de toekomst in haar berichtgeving te melden dat [eiser 1] door [de eigenaar van het reisbureau] beschuldigd is (geweest) van doodsbedreiging, zonder daarbij te vermelden dat het een valse, volledig gerectificeerde beschuldiging betrof;
  6. al het voorgaande op straffe van dwangsommen;
  7. en/althans zulke rectificaties en voorlopige voorzieningen te gelasten als de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht; en
  8. de Telegraaf te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.

3.2.

Aan zijn vordering legt [eiser 1] c.s. ten grondslag – kort gezegd – dat het op

17 september 2014 gepubliceerde artikel onrechtmatig jegens hem is en dat hij er een spoedeisend belang bij heeft dat de gepubliceerde onjuistheden worden rechtgezet.

3.3.De Telegraaf voert verweer.

3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.Uitgangspunt is dat de toewijzing van de vorderingen van [eiser 1] c.s. een beperking inhoudt van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van de Telegraaf op vrijheid van meningsuiting en nieuwsgaring. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van De Telegraaf onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van eer of goede naam – in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen.

4.2.Het belang van de Telegraaf is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser 1] c.s. is erin gelegen dat zijn persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen.

4.3.Volgens [eiser 1] c.s. had de Telegraaf in het geheel geen belang bij publicatie van het artikel van 17 september 2014 en heeft zij zich slechts geleend voor het verspreiden van een beschuldiging waarvan zij wist dat deze lasterlijk was. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Telegraaf daar terecht tegen ingebracht dat [de eigenaar van het reisbureau] zijn beschuldiging weliswaar heeft gerectificeerd, maar dat daarmee nog niet vaststaat dat de beschuldiging onjuist was. Er is dan ook sprake van een ingetrokken beschuldiging jegens [eiser 1]. Tussen partijen staat vast dat [eiser 1] in ieder geval op Curaçao een publiekelijk bekende en invloedrijke figuur is. Dat hij zelf de publiciteit niet opzoekt, doet daar niet aan af. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het dan ook maatschappelijk relevante informatie dat een voormalige zakenpartner hem ervan heeft beticht een doodsbedreiging te hebben geuit en stond het de Telegraaf vrij daarover te berichten. Wel diende de Telegraaf bij haar berichtgeving de nodige zorgvuldigheid te betrachten, zowel bij de totstandkoming als bij de redactie daarvan. Of dat is gebeurd, zal hierna worden onderzocht.

4.4.[eiser 1] c.s. stelt onder meer dat de Telegraaf voorafgaand aan de publicatie van 17 september 2014 onvoldoende gelegenheid tot wederhoor heeft gegeven. Daarover wordt als volgt geoordeeld. Daags voor de publicatie heeft [de verslaggever] contact opgenomen met de advocaat van [eiser 1] en de Stichting, mr. Schutte. Laatstgenoemde heeft [de verslaggever] meegedeeld dat het kort geding was ingetrokken omdat [de eigenaar van het reisbureau] zijn beschuldigingen had gerectificeerd. Ook heeft hij meegedeeld dat onduidelijk was waarom [de eigenaar van het reisbureau] de beschuldigingen had geuit maar dat het mogelijk ging om een misverstand. Deze mededelingen heeft [de verslaggever] in het artikel verwerkt. Anders dan [eiser 1] c.s. veronderstelt, was de Telegraaf niet gehouden om voorafgaand aan de publicatie ook nog rechtstreeks contact met [eiser 1] te zoeken. [eiser 1] werd in deze kwestie immers vertegenwoordigd door mr. Schutte.

4.5.Voorafgaand aan de publicatie heeft [de verslaggever] ook contact gezocht met [eiseres 3]. Dat contact is uiteindelijk pas tot stand gekomen daags na de eerste publicatie. Partijen verschillen van mening over de vraag naar de oorzaak daarvan. [eiseres 3] stelt nog dezelfde dag te hebben teruggebeld en [de verslaggever] betwist een telefoontje van [eiseres 3] te hebben ontvangen. Wat daar ook van zij, naar het oordeel van de voorzieningenrechter had [de verslaggever] met de publicatie van het artikel kunnen en moeten wachten totdat hij de zienswijze van [eiseres 3] over de gang van zaken zou hebben vernomen. [de verslaggever] ging er immers – naar later is gebleken ten onrechte – van uit dat de directie van [eiseres 3] erbij aanwezig was toen [eiser 1] zijn bedreiging zou hebben geuit en daarmee een belangrijke getuige was. Indien [eiseres 3] zou hebben verklaard dat [eiser 1] in haar bijzijn geen bedreiging aan het adres van [de eigenaar van het reisbureau] had geuit, zou [de verslaggever] dat in zijn eerste berichtgeving hebben kunnen verwerken. Bovendien was de reactie van [eiseres 3] niet alleen relevant voor [eiser 1], maar ook voor [eiseres 3] zelf. De gemiddelde lezer zou het artikel immers zo kunnen begrijpen dat [eiseres 3] het geoorloofd acht dat doodsbedreigingen worden geuit en [eiseres 3] had er belang bij dat haar reactie zou worden betrokken in de publicatie. Dat de kwestie zodanig urgent was dat de reactie van [eiseres 3] niet kon worden afgewacht, vermag de voorzieningenrechter niet in te zien. De schadelijke gevolgen van deze schending van het beginsel van wederhoor zijn echter inmiddels door de Telegraaf beperkt, waarover hierna onder 4.6 meer. Tot zover het punt van de wederhoor. Hierna zal op de inhoud van het artikel worden ingegaan.

4.6.

Daarbij wordt vooraf opgemerkt dat de Telegraaf erkent dat het artikel van 17 september 2014 een aantal fouten bevat, te weten (1) de melding dat meerdere doodsbedreigingen zouden zijn gedaan, (2) de vermelding van Amsterdam als zittingsplaats, (3) de vermelding dat de bedreiging zou zijn geuit op Curaçao en

(4) in aanwezigheid van de directie van [eiseres 3]. De online versie van het artikel is op deze punten al rechtgezet en de Telegraaf heeft onvoorwaardelijk toegezegd dat, als [eiser 1] c.s. dat wenst, ook rectificatie in de papieren uitgave van de krant zal volgen. Bij het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van deze onderdelen van het artikel heeft [eiser 1] c.s. dan ook geen belang meer. Bij de verdere beoordeling zal worden uitgegaan van de tekst met inachtneming van de (aangeboden) rectificatie.

4.7.

[eiser 1] c.s. stelt dat het artikel van 17 september 2014 op meerdere punten onrechtmatig jegens hem is. Ten eerste stelt hij dat de kop en de samenvatting van het artikel de lading daarvan niet dekken, omdat de Telegraaf al op 16 september 2014 wist dat het kort geding was ingetrokken aangezien [de eigenaar van het reisbureau] zijn uitlatingen had gerectificeerd. Door in de kop alleen te spreken van beschuldigingen van doodsbedreiging en niet te melden dat die beschuldigingen al waren gerectificeerd, is de lezer op het verkeerde been gezet, aldus [eiser 1] c.s.

Overwogen wordt als volgt. In de kop van het artikel staat dat [eiser 1] – in de papieren versie van de Telegraaf aangeduid als topman van Curaçao en in de digitale versie de rijkste man van Curaçao – is beschuldigd van (het doen van) een doodsbedreiging. Dat is in de samenvatting herhaald. Dat [eiser 1] ervan is beschuldigd een doodsbedreiging te hebben gedaan, staat vast. Weliswaar bevat de kop slechts een deel van de feiten, maar dat is op zichzelf geoorloofd. Een kop mag ongenuanceerder en kernachtiger zijn dan het artikel zelf omdat deze bedoeld is om de aandacht van de lezer te trekken. In het artikel kan de lezer vervolgens de gedetailleerde en genuanceerde berichtgeving lezen. De kop moet in samenhang met de rest van het artikel worden beoordeeld. Bij verdere lezing van het artikel kan de lezer – onder het tussenkopje Misverstand – kennis nemen van het standpunt van [eiser 1] dat [de eigenaar van het reisbureau] zijn beschuldiging al had gerectificeerd. Op het moment van publicatie beschikte [de verslaggever] nog niet over de door [de eigenaar van het reisbureau] ondertekende verklaring, zodat [de verslaggever] de rectificatie – anders dan [eiser 1] c.s. kennelijk veronderstelt – niet als feit kon brengen. Dat heeft de Telegraaf op 19 september 2014 alsnog gedaan, kort nadat zij de hand had weten te leggen op de verklaring van [de eigenaar van het reisbureau] waarin hij zijn beschuldiging rectificeerde. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is De Telegraaf bij de keuze voor de kop en samenvatting van het artikel van 17 september 2014 binnen de grenzen van het maatschappelijk betamelijke gebleven. Dat de nuance evenmin terugkomt in de zoekresultaten wanneer de naam van [eiser 1] wordt ingevoerd in Google, maakt de kop en samenvatting niet onrechtmatig. Voor zover andere media alleen de kop hebben overgenomen en niet de nuance die het artikel daarin aanbrengt, is dat de verantwoordelijkheid van die andere media en niet van de Telegraaf.

4.8.

Een volgend bezwaar van [eiser 1] c.s. richt zich tegen de zin: Dit blijkt uit documenten, in handen van de Telegraaf. [eiser 1] c.s. is van mening dat de Telegraaf daarmee ten onrechte de indruk wekt dat zij beschikt over documenten waaruit blijkt dat de doodsbedreiging is gedaan.

Hierin volgt de voorzieningenrechter [eiser 1] c.s. niet. Bij juiste lezing van de tekst staat hier dat de Telegraaf beschikt over documenten waaruit blijkt dat [eiser 1] ervan is beschuldigd een doodsbedreiging te hebben gedaan. Op het moment van publicatie beschikte de Telegraaf in elk geval over de conceptdagvaarding voor de zitting van 16 september 2014, waarin de gang van zaken rond de beschuldiging staat vermeld.

4.9.

Volgens [eiser 1] c.s. heeft de Telegraaf door toevoeging van ongefundeerde details – de bedreiging is twee jaar geleden gedaan op Curaçao in aanwezigheid van onder meer de directie van [eiseres 3] – ten onrechte de schijn gewekt dat sprake was van een gesubstantieerde beschuldiging.

Ten aanzien de laatste twee punten wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen. Resteert de vermelding dat de vermeende bedreiging twee jaar eerder zou zijn geuit. Onduidelijk is gebleven op welke stukken de Telegraaf zich bij deze berichtgeving heeft gebaseerd, maar feitelijk klopt deze vermelding wel. [eiser 1] c.s. heeft dan ook geen belang bij rectificatie op dit punt.

4.10.[eiser 1] c.s. acht eveneens onrechtmatig dat in het artikel wordt beweerd dat de beschuldiging onlangs zou zijn gedaan. Hierin volgt de voorzieningenrechter [eiser 1] c.s. niet. De beschuldiging is in juni 2014 gedaan, drie maanden voorafgaand aan de publicatie. Het begrip onlangs is rekbaar. Van een mededeling die drie maanden eerder is gedaan, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden gezegd dat die onlangs is gedaan, te meer wanneer deze mededeling wordt gerelateerd aan het moment waarop de bedreiging zou zijn gedaan, namelijk al in oktober 2012. [eiser 1] c.s. meent dat ook op dit punt in de publicatie had moeten worden toegevoegd dat de beschuldiging ten tijde van de publicatie al was gerectificeerd, maar daarin wordt hij niet gevolgd. De Telegraaf mocht ermee volstaan het standpunt van [eiser 1] weer te geven zoals zij heeft gedaan, onder het tussenkopje Misverstand.

4.11.

De zinsnede het uitschakelen van[naam reisbureau] bij de organisatie van het festival [naam festival]suggereert volgens [eiser 1] c.s. dat er sprake is geweest van onoorbaar gedrag van de kant van de organisatie van het festival jegens [naam reisbureau], terwijl de Telegraaf al bij publicatie wist dat de rechtbank Den Haag de vorderingen van [de eigenaar van het reisbureau] had afgewezen.

Met de Telegraaf is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat uitschakelen niet zonder meer onoorbaar gedrag impliceert. Ook het eenzijdig beëindigen van een samenwerking op de daartoe geëigende civielrechtelijke wijze kan onder dat begrip worden geschaard. Van onrechtmatigheid op dit punt is dan ook geen sprake.

4.12.

[eiser 1] c.s. meent verder dat de uitlating dat [de eigenaar van het reisbureau] een half miljoen euro zou moeten betalen indien hij zijn beschuldiging niet zou intrekken, geen steun vindt in het ten tijde van de publicatie beschikbare feitenmateriaal. [eiser 1] c.s. stelt dat uit de

(concept)dagvaarding voor de zitting van 16 september 2014 blijkt dat hij dwangsommen heeft geëist van € 10.000,00 voor iedere keer dat [de eigenaar van het reisbureau] zijn beschuldigingen tegenover een derde zou uiten en dat alleen indien [de eigenaar van het reisbureau] aan dat rechterlijk bevel herhaaldelijk niet zou voldoen, de dwangsommen zouden kunnen oplopen tot een half miljoen euro.

Hierin volgt de voorzieningenrechter [eiser 1] c.s. niet. Blijkens de (concept) dagvaarding van 22 augustus 2014 vorderde [eiser 1] c.s. (onder meer) om in geval van een mededeling die niet aan een of meer bepaalde derden is gericht – zoals een mededeling in een boek of op een website – aan [de eigenaar van het reisbureau] en [naam reisbureau] een hoofdelijke dwangsom op te leggen van ofwel € 10.000,00 per exemplaar van de uiting waarin die mededeling was vervat ofwel een algemene dwangsom van

€ 500.000,00, zulks ter keuze van [eiser 1] en de Stichting. Deze dwangsomvordering strookt niet met de uitleg die [eiser 1] c.s. daarvan nu geeft. In ieder geval hing [de eigenaar van het reisbureau] en [naam reisbureau], totdat hij zijn beschuldigingen rectificeerde, een dwangsom van een half miljoen euro boven het hoofd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht de Telegraaf de ingewikkelde dwangsomvordering gesimplificeerd weergeven zoals zij heeft gedaan. Verder zal een gemiddelde lezer de nuance ontgaan tussen een gebod tot intrekking van een beschuldiging en een verbod op het herhalen van die beschuldiging. Bovendien is een medium als de Telegraaf tot op zekere hoogte vrij om zijn eigen bewoordingen te kiezen. In dit geval is de grens van het toelaatbare daarbij niet overschreden.

4.13.Uit hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen volgt dat de berichtgeving van de Telegraaf in het artikel van 17 september 2014 op een aantal punten onjuist en naar het oordeel van de voorzieningenrechter onzorgvuldig is geweest. Door de onjuistheden is de berichtgeving te dik aangezet. In de digitale versie heeft de Telegraaf de onjuistheden reeds verbeterd, zodat het artikel thans feitelijk juist is. Weliswaar heeft zij bij de aanpassing daarvan niet expliciet gemeld op welke punten zij haar berichtgeving had aangepast – waardoor voor het publiek niet duidelijk is dat haar eerdere berichtgeving onzorgvuldig was – maar in ieder geval is de onjuiste informatie verwijderd. In het kader (de update) staat de juiste stand van zaken duidelijk vermeld. [eiser 1] c.s. heeft dan ook onvoldoende belang bij haar vordering tot verwijdering, althans van (nadere) rectificatie van het artikel van internet. Evenmin is er voldoende grond voor het gevorderde, vergaande bevel om de media die het bericht hebben overgenomen, te verzoeken tot rectificatie over te gaan. Het is aan die media om de gerectificeerde versie wel of niet over te nemen.

4.14.Voor het gevorderde bevel om zoekmachines te verzoeken verwijzingen naar de kop van het artikel te verwijderen, bestaat geen grond, alleen al omdat die kop niet onrechtmatig wordt geacht.

4.15.Het gevorderde verbod tot berichtgeving in de toekomst over de doodsbedreiging zonder daarbij te vermelden dat de beschuldiging vals en volledig gerectificeerd is, zal als te verstrekkend worden afgewezen. Dat de beschuldiging vals is kan immers niet worden vastgesteld. Niet te voorspellen is bovendien hoe de toekomst zich zal ontwikkelen en een algemeen verbod als gevorderd zal de Telegraaf mogelijk te veel beperken in haar journalistieke vrijheden.

4.16.De conclusie is dat geen van de vorderingen toewijsbaar is. [eiser 1] c.s. zal hoofdelijk als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Telegraaf worden begroot op:

– griffierecht € 608,00

– salaris advocaat 816,00

Totaal € 1.424,00

4.17.De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2.veroordeelt [eiser 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de Telegraaf tot op heden begroot op € 1.424,00,

5.3.veroordeelt [eiser 1] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 voor nasalaris te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,

5.4.verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2014.1

Dit artikel is geplaatst in

Geef een reactie

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Zoeken

Recente reacties