Het ministerie van Defensie verstrekt slechts mondjesmaat informatie over de inzet van F-16’s in Irak. Ingewijden vertellen in weekblad Elsevier meer over de strijd tegen terreurbeweging IS.
Vanwege de veiligheid van militairen in Nederland is Defensie terughoudend wat betreft het delen van informatie.
Waarschuwen
Het is gebruikelijk dat media om veiligheidsreden alleen de rang en voornaam van uitgezonden militairen vermelden. Van de commandant te velden wordt wel de volledige naam vrijgegeven. Dit keer gebeurt dat niet, wegens het gevaar van represailles van moslimfanaten in Nederland.
De strijd van de luchtmacht tegen IS, is volgens ingewijden totaal anders dan die tegen de Taliban in Afghanistan. In Afghanistan voerden grondpatrouilles verkenningen of humanitaire opdrachten uit en kregen zij steun vanuit de lucht als dat nodig was.
Bombarderen was soms niet altijd nodig, omdat de opstandelingen door laag overvliegen al op de vlucht sloegen. ‘Ditmaal waarschuwen we niet,’ zegt een militaire bron. De Taliban dwongen veel lokale jongelui om mee te vechten. Dit soort strijders slaan snel op de vlucht.
‘Maar nu hebben we te maken met strijders die de dood als beloning zien,’ zegt een officier tegen Elsevier.
‘Het zijn zelfmoordterroristen en die kun je maar op één manier aangrijpen: zonder pardon uitschakelen.’
Aanvallen
Het ministerie van Defensie meldde dinsdag dat Nederlandse F-16’s de afgelopen week tientallen bommen op doelen van IS in Irak hebben gegooid. Het ging om opslagplaatsen voor munitie, wapens en bermbommen, hoofdkwartieren van IS en extremisten van de terreurgroep.
De F-16’s gingen meer dan veertig keer in de lucht om meer dan dertig succesvolle aanvallen uit te voeren. Hoeveel doden daarbij zijn gevallen, is niet bekend.
Nederlandse gevechtsvliegtuigen zijn gestationeerd op een luchtmachtbasis in Jordanië. Door de loslippigheid van de Belgen lekte eerder uit vanaf welke basis de Nederlandse en Belgische vliegers opereren: Muwaffaq Salti. Dat is een basis in Azraq, een woestijnstadje met vijftienduizend inwoners.
Door: Eric Vrijsen
Bron: Elsevier