Het Hof heeft dinsdag 5 mei 2015 in Philipsburg uitspraak gedaan in de
zogenaamde “Masbangu”-zaak. In de zaak omtrent de stembusfraude in
Sint Maarten werd het Openbaar Ministerie (OM) eerder door het
Gerecht in Eerste Aanleg (GEA) niet-ontvankelijk verklaard.
Het betreft de zaak tegen de verdachten R.C.H.J. (1951), C.J.L.C. (1969),
R.H. (1953) en A.R.W.M. (1970), die ervan worden verdacht hun stem te
hebben verkocht of daarbij namens de opkoper van die stemmen te
hebben bemiddeld.
Het GEA had geoordeeld dat het OM, door uitsluitend deze verdachten
voor hun aandeel in de fraude te vervolgen en niet ook de partijleiding
van de UP Party, het gelijkheidsbeginsel had geschonden en de schijn
van klassenjustitie op zich had gelaten. Het OM heeft dit oordeel in
hoger beroep bestreden en het Hof heeft dit standpunt volledig gevolgd.
Volgens het Hof is niet gebleken van strijd met het gelijkheidsbeginsel,
het verbod van willekeur of klassenjustitie. De vonnissen van het GEA
zijn daarom door het Hof vernietigd en de zaken zijn terugverwezen
naar de rechter in Eerste Aanleg.
Bron: Openbaar Ministerie